Als je een dierbaar persoon verliest, blijf je niet enkel achter met de leegte, maar ook met spullen vol herinneringen. Wat doe je daarmee? Eva (31) kon de kleren van haar overleden tweelingzus Hanna niet zomaar weggooien. Ze liet er een fair trade tapijt van maken. Charlie Magazine volgde de kledij tot bij de weefsters in Marokko. Tekst: Sarah Vandoorne. Foto’s: Sarah Van Looy
“Ik heb een doos met spullen van Hanna. Brieven die we vroeger naar elkaar geschreven hebben. Het knuffelbeertje uit ons wiegje. Foto’s, héél veel foto’s. En kledingstukken die ik niet kan wegdoen. De pyjama die ze droeg in haar laatste weken, die doet mij enorm aan Hanna denken.”
Eva De Vleeschouwer verloor haar tweelingzus vier jaar geleden aan borstkanker. “Een jaar na haar diagnose waren we Hanna kwijt. Ze had een erg agressieve tumor, er waren uitzaaiingen en de chemo sloeg niet aan. Het zag er van in het begin niet goed uit. Toch beseften we eigenlijk niet hoe erg het was.”
“Ik denk dat we dat verdrongen hebben. Hanna had een heel menselijke oncologe. Ik denk dat zij aanvoelde dat wij geen behoefte hadden om concreet te horen hoeveel tijd haar nog restte. Daar werd niet over gepraat. Hanna was heel positief ingesteld, mijn ouders en ik ook. We hielden vast aan de hoop dat het nog goed zou komen.”
Vlekjes
Tot de pijn de bovenhand nam en Hanna euthanasie vroeg. “Bij momenten lag ze te roepen in haar bed van de pijn. Dat wens je niemand toe.”
“De uitzaaiingen hadden intussen haar hersenen bereikt. Ze kreeg chemo-injecties in haar ruggengraat. Die spuiten zijn een soort van epidurale, heel erg pijnlijk. Ze zag er erg van af, kon niet meer lopen. Maar wat haar het meeste angst inboezemde, waren de kleine vlekjes in haar hersenen.”
“Hanna had zelf de vraag gesteld, wat als mijn geheugen wordt aangetast? De dokters vertelden haar dat die mogelijkheid bestond. Ze besliste dat ze dat niet wou. ‘Ik ben een trotse jonge vrouw’, zei ze. ‘Ik zou niet willen dat ik een plant word waar jullie voor moeten zorgen, zonder dat ik nog weet wie jullie zijn.’ Hanna wou zelf beslissen wanneer ze mocht sterven.”
“Het afscheid moet enorm zwaar geweest zijn, ook omdat ze ergens al afscheid van het leven had genomen.”
“Ineens ging alles heel snel. Ze had die beslissing genomen, het ging niet meer, ze wilde niet meer alleen maar afzien. We hebben Hanna kunnen overtuigen om nog een week naar huis te komen, bij onze ouders, om in een warmere omgeving nog wat mensen te kunnen ontvangen. Iedereen kwam afscheid nemen van haar, maar eigenlijk was zij het die van iedereen afscheid moest nemen. Dat moet enorm zwaar geweest zijn, ook omdat ze ergens al afscheid van het leven had genomen.”
“Samen met familie en vrienden was elke avond die week er een vol gezelligheid. Lekker eten, daar kon Hanna nog van genieten. Goeie dagelijkse kost, maar ook Italiaans, kreeft, sushi, noem maar op. Dat heeft haar opgevrolijkt. Ook omdat ze wist dat dit het einde was. Nu nog genieten met familie, daarna klaar met vechten.”
“Vaak kroop ik bij Hanna in bed. Dan gaf haar vriend ons even de ruimte met ons tweetjes. Op zo’n momenten konden we goed praten. Afscheid nemen is heel erg, maar we hebben alles kunnen zeggen. Hoe goed het is dat we elkaar hebben. Hoe graag we elkaar zien. Hoe gelukkig zij is geweest. We hebben ook veel over de toekomst gepraat. ‘Zorg dat je een goede relatie hebt’, zei ze dan. Hanna was altijd zo zorgzaam, zelfs op het einde gaf ze me nog goede raad. Dat gaf mij een gerust gevoel, dat ze wist dat het wel zou goed komen met mij.”
Uitkiezen
Ook Hanna’s vriendinnen kwamen afscheid nemen. “We hebben een hechte vriendenkring uit onze Chirojaren. Iedereen die nog bij haar is geweest op het einde, mocht een juweeltje uitkiezen. Dat wilde ze hen graag geven. Wel een tof idee, achteraf gezien, want de vriendinnen hebben die juwelen vaak aan. Zo is Hanna er ook bij als we afspreken.”
“In een kast is Hanna al een stukje meer bij mij dan in een doos.”
“Mijn ouders houden ook veel spullen bij. Ze hebben een vitrinekast waarin een kleine urne staat met as en daarnaast allerlei spulletjes van Hanna, zoals een doosje met een haarlok. Zelf heb ik een aantal kledingstukken die ik niet wil wegdoen. Een trui die ik nu regelmatig zelf draag. En een paar jurkjes. Sommige liggen in de doos met spullen, andere hangen gewoon in mijn kast, zelfs al draag ik ze niet echt. In een kast is Hanna al een stukje meer bij mij dan in een doos.”
“De meeste van Hanna’s kleren lagen nog bij haar vriend. Hanna en Pieter waren al acht jaar een koppel, ze woonden intussen al een tijdlang samen. Pieter heeft lang hun appartement gelaten zoals het was. Haar spullen in hun badkamerkastje, haar kleren in de lade.”
“We hebben nog steeds een goede band met Pieter en drukten hem op het hart ons te contacteren zodra hij er klaar voor was om die spullen los te laten. We wilden niet dat iets zomaar verloren zou gaan.”
“Nadien hebben Hanna’s kleren lang op mijn appartement gestaan. Ik wist niet goed wat ik ermee zou doen. Tot ik hoorde over Carpet of Life, een sociale onderneming die in Marokko tapijten laat weven van kleding. Dat sprak mij wel aan. Ik zie het als een eerbetoon aan Hanna. Ik steun een goed doel, maar houd er zelf een mooi aandenken aan over.”
Levenstapijt
Eva nam contact op met Hendrikje en Marion Meyvis, twee ondernemende zussen die de drijvende kracht zijn achter Carpet of Life. “We hebben een lang gesprek gevoerd over wie Hanna was, wat zo’n tapijt zou kunnen betekenen en hoe het er zou uitzien”, weet Hendrikje nog.
“Vlak na Hanna’s dood zag ik mij dit nog niet doen”, zegt Eva. “Ik wilde er een paar jaar laten overgaan, om het eerst een plaats te geven.”
“Sommigen willen meteen de kleren van een overledene in een tapijt veranderen, anderen doen er zes jaar of langer over”, weet Marion. “Dan hebben ze ons al eens gecontacteerd, maar mailen ze nadien dat het eigenlijk toch nog te vroeg was. Het is iets heel persoonlijks.”
“Je weet niet hoe je op zoiets gaat reageren voor je het meemaakt”, zegt Eva.
Verknipt
Eva gaat nog een laatste keer door de kleren. Ze zijn kleurrijk. “Hanna’s stijl veranderde toen ze ziek was. Vroeger ging ze eerder voor sobere kleren, plots droeg ze veel meer kleur. Haar kleurrijke sjaaltjes deden haar stralen.”
“Hanna’s stijl veranderde toen ze ziek was. Plots droeg ze veel meer kleur.”
Enkele stuks zijn al herleid tot reepjes stof. Eva heeft geholpen met de kleren te verknippen. “Helaas is het nodig dat we dat op voorhand al doen”, zegt Marion. “Als we kleren heelhuids zouden invoeren in Marokko, denkt de douane dat die voorbestemd zijn voor de tweedehandsmarkt, een markt die ontwrichtend werkt in een land als Marokko. Terwijl wij net de economie een boost willen geven, door werkgelegenheid te bieden aan vrouwen in de Sahara.”
“Hanna was zelf ook sociaal geëngageerd”, zegt Eva. “Ze was zich bewust, bijvoorbeeld van de situatie in textielfabrieken. Hanna was iemand die zich veel vragen stelde bij onrecht, die daar wel verdrietig om kon zijn.”
Richting Sahara
Aan de voet van de Sahara is er vrijwel niks. Het is er dor, kurkdroog, gloeiend heet. Werkgelegenheid is er schaars. Veel mannen trekken weg uit de streek. Zij willen naar de steden, waar – zo hopen ze – wel werk te vinden is. De vrouwen blijven achter. Zonder job, zonder vooruitzichten. “Maar met zoveel talent”, zegt Marion.
“Elke vrouw in deze streek kan tapijten weven, soms op een heel artistieke manier”, licht Hendrikje toe. “Die ambacht willen we niet verloren laten gaan. Op die manier kunnen we de vrouwen ook ondersteunen. Liever met hun eigen culturele erfgoed dan westerse producten zoals sneakers.”
“We steunen de Sahara-vrouwen liever met hun eigen culturele erfgoed dan westerse producten zoals sneakers.”
De tapijten worden via fair trade principes geproduceerd. Marion: “We betalen de weefsters een eerlijke prijs per handgeweven tapijt, gebaseerd op de prijzen die tapijtopkopers in Marrakech eraan verdienen, en hebben vier projectleidsters in dienst die we een maandloon uitbetalen. Op vijf jaar tijd heeft het project 38.500 euro rechtstreeks aan de vrouwen uitbetaald.”
In een trolley, ingecheckt op naam van Marion, reisden Hanna’s kleren mee richting Marokko. “Dat is uitzonderlijk, omdat het een late bestelling was die nog net meekon”, zegt Marion.
“Normaal vervoeren we de kledij met de boot”, vertelt Hendrikje. “We transporteren pas als we voldoende bestellingen hebben en laten de tapijten overkomen als ze allemaal klaar zijn. Klanten wachten gemiddeld drie tot vijf maanden op hun tapijt. De transporten verlopen op een Marokkaans tempo, wat soms een uitdaging kan zijn.”
Vertellen
Eenmaal aangekomen in Marokko spreken Hendrikje en Marion af met de projectleidsters. Die jonge vrouwen leiden de productie in goede banen en – niet onbelangrijk – vertalen wanneer Hendrikje en Marion in gesprek gaan met de weefsters.
“Dit is het design voor het tapijt van Eva”, zegt Hendrikje voor een hele groep projectleidsters en weefsters. Ze legt hen een grafisch ontwerp voor, uitgekozen door Eva, waar de kleurrijke kleding van Hanna mooi in uitkomt. Tegelijk vertelt ze van wie de kleren waren en waarom haar tweelingzus er een tapijt van wou maken.
“Wat erg”, slikt projectleidster Nahza El Khalil (26). Ze is zichtbaar geëmotioneerd en begint zelf ook te vertellen. “Mijn tante Fatima is in 2012 overleden aan borstkanker. Ze is heel lang ziek geweest. Ook haar dochter, mijn nichtje, overleed aan kanker. Zij was nog maar pas getrouwd en probeerde zwanger te worden. Op een routineonderzoek heeft de dokter het uiteindelijk ontdekt. Uiteindelijk stierf ze op haar huwelijksverjaardag.”
“De ziekte komt ook hier zeer vaak voor”, zucht Nahza. “Ook de buurvrouw van de weefsters kreeg ermee te maken. Zij voelde aan dat ze zieker en zieker werd, maar heeft het tegen niemand durven te zeggen. Ook niet aan haar dokter. Ze wilde niet toegeven dat ze ziek was, ze schaamde zich precies. Tegen de tijd dat ze eindelijk de dokter bezocht, maakte ze geen schijn van kans meer.”
Niet verloren
“Veel geld hebben we niet hier”, zegt Nahza’s collega Meryem Radouani (29). “We gebruiken het loon om onze familie te ondersteunen, om eten of medicatie te kopen. Kleding is bijvoorbeeld erg duur voor ons. Als hier iemand sterft, maken we geen tapijt van de kleding van de overledene. Overgebleven kleren gaan naar familie of naar de buren.”
“Het soort tapijten dat we weven voor Eva, de Boucharouite-tapijten, zit in onze traditie. Maar zonder aanvoer van nieuw textiel zou die ambacht verloren kunnen gaan. Wij hebben de reserves niet.”
Daags nadien gaan de weefsters aan de slag met het ontwerp. Een paar dagen later is het ontwerp al zo goed als klaar, maar aangezien de andere tapijten eerst afgewerkt moeten zijn vooraleer het transport vertrekt, is het nog even wachten voor Eva haar tapijt in handen krijgt. Pas maanden later is het zover.
“Het tapijt is echt een stukje van mijn zus.”
“Ik dacht dat het emotioneler ging zijn om het tapijt voor het eerst te zien, maar ik krijg vooral een positief gevoel”, zegt Eva als Hendrikje en Marion haar tapijt overhandigen. “Ik vind het leuk dat ik nu echt iets heb van haar dat aanwezig is in het huis. Het tapijt staat nog dichter bij mij dan haar foto’s in mijn doos of de kleren in de kast. Het is echt een stukje van haar.”
“De meeste kleren herken ik in het tapijt. Ik ben blij om ze op die manier terug te zien. Ik was toch wat bezorgd om het transport. Stel dat de kleren verloren zouden gegaan zijn, of dat er iets mee gebeurd was. Ik ben heel blij dat het tapijt hier is.”
Inleven
Kleren kunnen veel herinneringen oproepen. Aan de goede raad, die Hanna haar zus nog meegaf. “De kanker is erfelijk, dus heb ik mij twee maanden na Hanna’s dood preventief laten opereren aan mijn borsten”, vertelt Eva. “Mama had die operatie ook al ondergaan toen mijn zus nog leefde.”
“De dokters hadden die optie opengelaten, maar van mijn zus moest dat absoluut. Zij zou niet gerust zijn mochten we het niet doen. ‘Kijk naar mij, voor mij is het te laat.’ Ik heb er nooit over getwijfeld, omdat ik gezien heb wat zo’n ziekte met je kan doen.”
“We zijn een identieke tweeling. Waarom heb ik de kanker niet en zij wel?”
“Het kon evengoed ik zijn. Dat dacht ik voortdurend tijdens Hanna’s ziekte. Het is een erfelijke vorm van kanker, wij zijn een identieke tweeling. Waarom heb ik het niet en zij wel?”
“Daarom kon ik mij ook inleven toen Hanna besloot euthanasie te plegen. Voor mijn ouders en grootouders was dat moeilijk te aanvaarden. Ze wilden die hoop niet laten varen. Het gaat om hun kind, dat is nog iets anders. Als tweelingzus kan ik mij heel goed inbeelden hoe Hanna zich voelde. Mocht ik het geweest zijn, ik zou net hetzelfde gedaan hebben.”
1 reactie
Prachtig idee, prachtig verhaal. Bedankt Eva, Sarah en Sarah om dit te delen, schrijven en in beeld te brengen. Helemaal raak.